zondag 25 augustus 2013

Route 1991


Drie jaar na onze geslaagde eerste reis naar de Verenigde Staten gaan we weer naar het westen. Nu in juni. Begin- en eindpunt is weer San Francisco, maar we willen nu een groter rondje maken, met Yellowstone erbij. We hebben 5 weken. De tent gaat weer mee, net als de 3 jaar ervoor aangeschafte propaanbrander.
We leggen niets vast, zelfs niet het eerste hotel. 
De route wordt uiteindelijk zo:



We vliegen op 1 juni (zaterdag) met Martinair rechtstreeks naar Oakland. Vanuit de lucht zien  we onderweg Schotland en Groenland liggen.

Schotland
Groenland
In het vliegtuig vullen we een groen formuliertje (voor de douane) en een wit formuliertje (voor de immigratiedienst) in. Het is nog van voor het ESTA-tijdperk, en we hoeven nog niet in te vullen waar we de eerste nacht verblijven. Dat weten we ook niet, want we hebben niets vastgelegd. We zijn van plan om na aankomst nog een stuk richting Yosemite te rijden. We zien wel hoe ver we komen.
We halen bij Alamo de auto op. Het ziet er allemaal een beetje minder, wat rommeliger, uit dan bij Avis de vorige keer. Maar ze zijn wel goedkoper. We krijgen een gratis upgrade en tevreden vertrekken we richting Yosemite. Na drie kwartier rijden komen we in Livermore en aangezien we toch wel erg moe zijn van de vlucht houden we het hier voor gezien en zoeken we een motel op. Onze ogen vallen bijna dicht en na een snelle maaltijd vallen we als een blok in slaap.

Als we de volgende morgen vroeg weg willen rijden, zien we opeens dat er een kleine barst in de voorruit zit. Zat die er al in toen we de auto meekregen? Toen we bij de Alamo de auto op haalden, was het ons in elk geval niet opgevallen, maar echt goed bekeken hebben we de auto toen niet. We besluiten om maar door te rijden en op te letten of de barst onderweg niet groter wordt.
We  rijden naar onze eerste bestemming: Yosemite. Daar zijn we weliswaar de eerste keer ook al geweest, maar toen was het september en waren de watervallen nagenoeg opgedroogd. Nu zijn ze veel krachtiger. Ook de Yosemite Falls in de vallei ‘staat nu aan’.


Net zoals in 1988 lukt het ook nu niet om een plaats op een van de campgrounds in de vallei te vinden. Alle plekjes zijn bezet. Dat komt mede omdat we in het weekend zitten. Wel is er bij Housekeeping Camp een tentcabin vrij. Dit zijn constructies van zeildoek, met een betonnen wand. HKC ligt aan de Merced River, en met de shuttlebus zijn alle bezienswaardigheden en trailheads in de vallei prima bereikbaar. Dus accepteren we graag het aanbod voor een tentcabin. Het bevalt goed. Er zitten veel Amerikaanse families die er een gezellige sfeer van maken.





Yosemite

2 juni - 6 juni

Net als de vorige keer blijven we meerdere dagen in het park. We doen weer mee met een rangerwandeling. Deze  keer is het onderwerp hoe om te gaan met de natuur, bij voorbeeld wel of niet bomen in de vallei laten groeien. De ranger heeft allerlei oude foto’s bij zich zodat je goed kan zien wat er in de loop van de jaren allemaal in de vallei is veranderd.


Ook gaan we raften – wat in juni best wel spannend is als je mede-rafter (Martin) nog nooit een peddel heeft vastgehouden en geen idee heeft hoe je de boot in de juiste richting kan krijgen (er is geen zeeman aan hem verloren gegaan; regelmatig drijven we achterstevoren de rivier af).




Uiteraard bekijken we ook alle watervallen van dichtbij: de Yosemite Fall en de Bridalveil Fall vanaf de vallei, en we lopen via de Mist Trail naar de Vernal Fall. Het spettert er op de trappen behoorlijk - ‘slippery when wet’ - dus goed uitkijken. Na de Vernal Fall lopen we nog een stuk tot aam de voet van de Nevada Fall. De watervallen zijn heel wat krachtiger dan in 1998 toen we hier in de herfst waren.

Terug gaan we niet via de trappen van de Mist Trail - die vonden we wel erg glad -  maar lopen we via de John Muir Trail. Het is eerst nog wel even een stukje omhoog voordat we op de John Muir Trail kunnen komen en omlaag kunnen lopen.

 


De volgende dag bezoeken we Mirror Lake. We hebben wat eten voor een picknick gekocht. Het is 1991 en het milieu is hot, althans dat dreigt het te worden door het opwarmingseffect. Daarom krijg je alle boodschappen mee in een milieuvriendelijke bruine papieren zak waar ook nog eens liefst 5 cent statiegeld op zit. Niet echt een bedrag dat uitnodigt om de zakken te recyclen, maar ach, alle beetjes helpen.

Get 5c back!
We maken er een relax dagje van bij Mirror Lake. We liggen wat op het gras, picknicken, lezen een boekje en kijken naar een zwart vogeltje met opvallende rode vleugels, die luid kwetterend en fluitend indruk probeert te maken op een soortgenoot.



Mirror Lake
Echt actief zijn we niet in Yosemite. Overdag is het vooral relaxen in de vallei. ’


s Avonds gaan we naar Camp Curry of de Yosemite Lodge om de rangerpraatjes bij te wonen. Behalve naar de Vernal en Nevada Falls lopen we geen trails.


De dag voordat we weg gaan melden we ons bij het reserveringskantoortje van Ticketron en maken alvast een reservering voor een campingplaats in Yellowstone. Ticketron, wat is dat nou weer?? Ticketron was een organisatie die in 1987 het recht verkreeg om de reserveringen voor de campsites van acht nationale parken te regelen - in 1991 was dit aantal opgelopen tot 14 stuks. Aanvankelijk kon dat reserveren alleen per brief - vergezeld van een standaardformulier dat je van te voren moest aanvragen - later kon het ook via een betaald 0900-nummer en vanaf 1991 ook via een gratis 0800-nummer. Het reserveren van een plekje kon in 1991 overigens niet eerder dan vier weken van te voren.
Behalve telefonisch en per brief kon je reserveringen ook regelen via de kantoortjes van Ticketron  in de parken. Zie voor hoe het reserveren in nationale parken in 1991 werkte dit artikel over Ticketron.
In 1991 werd Ticketron overgenomen door Ticketmaster. Deze bekende organisiatie introduceerde in 1996 voor het eerst het reserveren on line. Tegenwoordig gaat het reserveren via Xanterra.

Het meisje van Ticketron - het reserveringskantoortje in Yosemite zit bij de grote parkeerplaats van Curry Village -  is helemaal verbaasd dat wij al precies weten van wanneer tot wanneer we in Yellowstone zitten. Dat weten we eigenlijk ook nog niet maar we besluiten om daar toch maar alvast een campingplaats voor vijf dagen in Yellowstone vast te leggen, zodat we in ieder geval daar wel een plek voor ons tentje hebben.

De laatste dag rijden we via de Tioga Road naar het oosten. We stoppen bij Olmsted Point en bij Tuolumne Meadows. Langs de pas ligt nog veel sneeuw, we zien zelfs nog langlaufers.





De pas is dit jaar op 26 mei open gegaan, dus heel recent. Gelukkig was er nog geen internet en hadden we geen idee dat onze planning door een gesloten pas in de war gegooid had kunnen worden. We hadden er geen seconde bij stil gestaan dat de pas wel eens dicht kon zijn. Don’t worry, be happy. Yosemite bevalt ons wel.




Door Death Valley

Nadat we de Tioga Pass overgestoken zijn, zien we Mono Lake liggen. In 1991 staat internet nog in zijn kinderschoenen en zijn er nog steeds niet veel reisgidsen voor Amerika. Waren er in 1988 eigenlijk alleen maar de bekende gidsen van dr. Van Zuijlen, in 1991 heb je ook een kleine Kosmos-gids. Van Zuijlen en de Kosmos-gids behandelden toen voornamelijk de nationale parken en veel informatie over een meer als Mono Lake staat niet in die gidsen. Maar gelukkig hebben we tijdens  ons vorig bezoek aan Amerika in 1988 wat Tourguides van de AAA mee naar huis genomen. Die hebben we van tevoren bestudeerd en daardoor weten we van het bestaan van Mono Lake af.
In Mono Lake heb je de tufa’s, gekristalliseerde rotsformaties die boven het water uitsteken. Dat deden ze vroeger niet, maar omdat de stad Los Angeles voor haar watervoorziening heel veel water uit dit meer onttrekt staat het waterpeil in 1991 erg laag. Het staat zelfs zo laag dat het bestaan van het meer bedreigd wordt. De jaren erna komen dan ook allerlei actiegroepen in actie – daarvoor heten ze ook actiegroepen -  en die slagen er in om juridische regelingen af te dwingen waardoor het waterpeil sinds 1997 weer is gaan stijgen. Maar in 1991 staat het dus nog erg laag, waardoor veel tufa’s hoog boven het water uitsteken. We bekijken de tufa’s bij het Visitor Center aan de westkant van het meer.



In 1991 stond het water in het meer erg laag

Pas jaren later – als internet volwassen is – komen we te weten dat je ze veel beter aan de zuidkant van het meer kan bekijken, maar zoals politici altijd zeggen: “Met de kennis van nu, had ik het toen anders gedaan.”

Na het bezoek aan Mono Lake rijden we over de 395 naar het zuiden. Onderweg hebben we de radio op een Amerikaanse zender staan die klassieke muziek uitzendt – dat vinden we wel passen bij het landschap -  en terwijl we in de verte de bergtoppen van de Sierra Nevada zien, worden we muzikaal begeleid door het Amsterdamse Concertgebouw Orkest. Toch speciaal om rijdende in Amerika opeens een radio-omroeper het “ Emsterdem Concertgebow Orchestra’ te horen aankondigen.


Onderweg naar Lone Pine, onze geplande overnachtingsplaats, stoppen we bij een kantoor van de AAA, waarvan we net zoals in 1988 lid van willen worden, zodat we weer allerlei gratis wegenkaarten en tourguides kunnen krijgen. Er is echter blijkbaar een nieuwe regel, want omdat we buitenlanders zijn en niet in Amerika wonen, kunnen we geen lid worden. Drie jaar eerder kon dat in New York nog wel. Ai, wat nu, want we zijn ook geen lid van de ANWB, dus hebben we geen recht op gratis gidsen. We besluiten om dan maar een paar wegenkaarten te kopen maar dat hoeft niet van de aardige dame van de AAA.  Ze overstelpt ons met een enorme lading gratis wegenkaarten en tour- en campguides - we hoeven er echt niks voor te betalen - en dankbaar verlaten we het kantoor.

Daarna rijden we door naar Lone Pine waar we overnachten in een motel. De volgende dag rijden we naar Death Valley. In 1988 zijn we nog met een grote bocht om Death Valley heen gereden. We wisten er toen nauwelijks iets vanaf en met zo’n naam kon je er beter niet zijn, leek ons. Nu weten we er iets meer van en zijn we wel nieuwsgierig hoe Death Valley er uit ziet. Helemaal op ons gemak voelen we ons echter niet, zeker niet als we langs de kant van de  weg allerlei waarschuwingsborden zien, die bij de weg bergop adviseren om de airco en de radio uit te zetten. Dit om oververhitting van de motor te voorkomen. Het is 1991. Twintig jaar later zijn de auto’s zo doorontwikkeld dat je probleemloos met de airco en de radio volop aan door Death Valley kan scheuren. We houden nauwlettend de metertjes in de auto in de gaten, maar gelukkig komen we probleemloos over de pas naar Death Valley en rijden we het nationale monument binnen - pas in 1994 zou het een nationaal park worden. Bij Stovepipe Wells houden we even halt bij de General Store. 

General Store  bij Stovepipe Wells

Even voorbij Stovepipe Wells stoppen we voor de duinen om er een klein stukje in rond te lopen. Martin loopt er een beetje verdwaasd “water, water’ te roepen. Er is ook al geen groot acteur aan hem verloren gegaan. 




Na het bezoek aan de duinen rijden we naar het Visitor Center in Furnace Creek waar we even rondkijken. We rijden vervolgens naar Zabriskie Point. Onderweg komen we langs de Furnace Creek Inn. In tegenstelling tot de Furnace Creek Ranch - die is het het hele jaar open - is de Inn in de zomer gesloten. Het hoogseizoen hier is de winter.

Furnace Creek Inn

Uitzicht bij Zabriskie Point


Na Zabriskie Point rijden we weer terug richting Furnace Creek en vandaar gaan we richting Badwater. In 1991 is  nog geen sprake van boardwalks en informatieborden bij Badwater. Je hebt er alleen een bordje ‘Badwater’ met de vermelding dat het hier het laagste punt van de Verenigde Staten is. Of er toen al 85 meter boven de grond aan de rotsen een bordje ‘Sea Level’ hing weet ik niet. We hebben er in ieder geval geen foto van.

De weg naar Badwater 

De zoutvlakte bij Badwater

Na het bezoek aan Badwater rijden we Death Valley uit – zo, dat hebben we ook weer overleefd -  en rijden we naar Las Vegas. Onderweg zien we nog wat Joshua Trees staan die we op de foto zetten.


Als we vlakbij Las Vegas zijn, horen we op een lokaal radiostation een reclame voor een supergoedkope aanbieding voor een hotelkamer op de Strip in Las Vegas. We besluiten voor dat hotel te gaan. Als echte Hollanders weten we nu ruim twintig jaar later nog wel dat heel goedkoop was, maar welk hotel het was, daar hebben we allebei geen flauw notie meer van.


Dit was niet het hotel maar lag wel in de buurt



Zion

Na 1 nacht Las Vegas – we hebben wat rond gelopen op de Strip maar niet iets gedaan wat in ons geheugen is blijven hangen; Martin dacht nog dat we  bij Treasure Island de piratenshow bekeken hadden, maar gezien het feit dat Tresure Island volgens de  Wikipedia pas in 1993 zijn deuren opende, lijkt me dat sterk – rijden we naar Zion. 


We zijn nu al een week onderweg in Amerika en nu pas maken we voor het eerst gebruik van ons tentje. We staan op dezelfde camping in Springdale als in 1988.
Zion is in juni anders dan in het najaar – in 1988 waren we hier eind september -  en we vinden het een leuk park. Terugkijkend naar de foto’s in ons album zien we dat er in juni in elk geval veel cactussen bloeien.
We bekijken de Zion Canyon en lopen onder andere naar de Weeping Rock en de Emerald Pools. 





 

De volgende morgen vertrekken we naar de North Rim van de Grand Canyon, onze volgende stop.

Grand Canyon North Rim - Bryce - Moab

De Grand Canyon North Rim is veel rustiger dan de South Rim. Negen van de tien bezoekers van de Grand Canyon gaan naar de South Rim. We dachten dan ook dat het niet nodig zou zijn om een plekje op de camping te reserveren. Dat is een vergissing maar we hebben geluk. Het blijkt dat we de laatste vrije plaats op de camping hebben. We verwachten dan ook een propvolle camping aan te treffen, maar als we onze plaats opzoeken blijkt die zo groot te zijn dat we onze buren nauwelijks kunnen zien.

Als we ons tentje opgezet hebben, lopen we een stukje van de North Kaibab Trail. Hemelsbreed (“as the crow flies” luidt normaal gesproken de uitdrukking maar op de NPS-site van de Grand Canyon staat: ”as the California condor flies”) bedraagt de afstand tussen de North en de South Rim maar 10 mijl; over de weg is het 220 mijl. Lopende over de North  en South Kaibab Trail is het 21 mijl, maar wij willen slechts een klein stukje van deze trail doen.



De Colorado ligt niet precies in het midden van de Canyon. Hij lig dichter bij de South Rim dan bij de North Rim (1/3 – 2/3 is ongeveer de verhouding). Het gevolg daarvan is dat, als je vanaf de North Rim de canyon in loopt, het pad aanvankelijk wat minder steil is dan bij de trails die vanaf de South Rim de cayon in lopen. Maar ze zijn nog steil genoeg, en na een half uurtje omlaag lopen vinden we het meer dan genoeg – omlaag gaat wel maar we moeten nog wel weer omhoog – en keren we om. We hebben nog een vol uur nodig om weer boven te komen.

Daarna gaan we naar de Lodge. De oorspronkelijke Lodge uit 1928 ging in 1932 in vlammen op – een uit de hand gelopen keukenbrandje. Pas vijf jaar later, in 1937, heropende de Lodge. Het is een mooi gebouw met grote ramen en een veranda met uitzicht op de Grand Canyon.
Behalve de Lodge en de camping zijn er verder nauwelijks voorzieningen. We koken dan ook ‘s avonds zelf ons potje eten op ons gasbrandertje.

De volgende dag bekijken we diverse viewpoints. We rijden onder andere naar de Walhalla Overlook en Cape Royal waar we een korte trail lopen met uitzicht op de Colorado.


Bij de Lodge wonen we ’s avonds nog een lezing van een parkranger bij.

Na ons bezoek aan de Grand Canyon rijden we naar Bryce. Het wordt wat eentonig want hier zijn we in 1988 ook al geweest. En eerlijk gezegd valt het nu wat tegen, het is niet meer zo’n verrassing als de eerste keer toen we echt met open mond rondliepen. Misschien komt het ook doordat het een grauw bewolkte dag is waardoor de kleuren van de rotsen er flets uitzien.
We lopen wat langs de rim, dalen in de canyon af en lopen een van de trails door de canyon.

Donkere wolken boven Bryce


We overnachten net zoals in 1998 weer met ons tentje op de camping bij Ruby’s Inn. Het campinggedeelte is wel wat kleiner geworden ten faveure van het hotelgedeelte. Er worden op het terrein allerlei nieuwe gebouwen met hotelkamers gebouwd.
Na één overnachting bij Bryce rijden we naar Moab. Dat is een behoorlijke afstand: zo’n 275 mijl. We rijden via de prachtige SR 12 richting Torrey.

SR 12

 Onderweg maken we één lange stop: bij het Escalante Petrifried Forest State Park. Waarom we hier voor gekozen hebben? Vermoedelijk zagen we het staan in onze tourguide van de AAA. In 1991 had je nog geen Amerika-forums op het internet waar je tips voor onderweg kon vragen.
We maken er een wandeling langs de versteende stukken hout die er op de grond liggen. Het is warm en we moeten om bij de versteende  bomen te komen eerst een stukje klimmen.  Volgens ons fotoalbum bloeien ook hier tussen de versteende bomen door de nodige cactussen.


Versteend hout

De wandeling duurt ongeveer een uurtje. Het staatspark ligt naast een kunstmatig meer (het Wide Hollow Reservoir). De verleiding is dan ook groot om, als we weer terug zijn, een stukje in het meer te gaan zwemmen, maar helaas hebben we daar de tijd niet voor.Van Torrey rijden we via het Capitol Reef National Park over de 24 naar de Interstate 70 en daarna via de 191 naar Moab. Onderweg stoppen we even in Capitol Reef om de petrogliefen te bekijken. Echt boeiend zijn die niet. 

Interessanter lijken ons de grappige rotsformaties in het Goblin Valley State Park (ook een tip uit de tourguide van de AAA). Echter om er te komen moeten we over twee dirtroads rijden - pas jaren later zouden deze wegen verhard worden -  en hoewel het wel gekund had, laten we Goblin Valley deze keer toch maar zowel letterlijk als figuurlijk links liggen.

Na een lange dag bereiken we tegen de avond Moab.