Nadat we de Tioga Pass overgestoken zijn, zien we Mono
Lake liggen. In 1991 staat internet nog in zijn kinderschoenen en zijn er nog steeds
niet veel reisgidsen voor Amerika. Waren er in 1988 eigenlijk alleen maar de bekende
gidsen van dr. Van Zuijlen, in 1991 heb je ook een kleine Kosmos-gids. Van
Zuijlen en de Kosmos-gids behandelden toen voornamelijk de nationale parken en veel informatie over een meer
als Mono Lake staat niet in die gidsen. Maar gelukkig hebben we tijdens ons vorig bezoek aan Amerika in 1988 wat
Tourguides van de AAA mee naar huis genomen. Die hebben we van tevoren bestudeerd
en daardoor weten we van het bestaan van Mono Lake af.
In Mono Lake heb je de tufa’s, gekristalliseerde
rotsformaties die boven het water uitsteken. Dat deden ze vroeger niet, maar
omdat de stad Los Angeles voor haar watervoorziening heel veel water uit dit
meer onttrekt staat het waterpeil in 1991 erg laag. Het staat zelfs zo laag dat
het bestaan van het meer bedreigd wordt. De jaren erna komen dan ook allerlei actiegroepen
in actie – daarvoor heten ze ook actiegroepen -
en die slagen er in om juridische regelingen af te dwingen waardoor het
waterpeil sinds 1997 weer is gaan stijgen. Maar in 1991 staat het dus nog erg
laag, waardoor veel tufa’s hoog boven het water uitsteken. We bekijken de tufa’s
bij het Visitor Center aan de westkant van het meer.
|
In 1991 stond het water in het meer erg laag |
Pas jaren later – als internet volwassen is – komen we te weten dat je ze veel beter aan de zuidkant van het meer kan bekijken, maar zoals politici altijd zeggen: “Met de kennis van nu, had ik het toen anders gedaan.”
Na het bezoek aan Mono Lake rijden we over de 395 naar
het zuiden. Onderweg hebben we de radio op een Amerikaanse zender staan die
klassieke muziek uitzendt – dat vinden we wel passen bij het landschap - en terwijl we in de verte de bergtoppen van de
Sierra Nevada zien, worden we muzikaal begeleid door het Amsterdamse
Concertgebouw Orkest. Toch speciaal om rijdende in Amerika opeens een radio-omroeper
het “ Emsterdem Concertgebow Orchestra’ te horen aankondigen.
Onderweg naar Lone Pine, onze geplande overnachtingsplaats,
stoppen we bij een kantoor van de AAA, waarvan we net zoals in 1988 lid van
willen worden, zodat we weer allerlei gratis wegenkaarten en tourguides kunnen
krijgen. Er is echter blijkbaar een nieuwe regel, want omdat we buitenlanders
zijn en niet in Amerika wonen, kunnen we geen lid worden. Drie jaar eerder kon
dat in New York nog wel. Ai, wat nu, want we zijn ook geen lid van de ANWB, dus
hebben we geen recht op gratis gidsen. We besluiten om dan maar een paar
wegenkaarten te kopen maar dat hoeft niet van de aardige dame van de AAA. Ze overstelpt ons met een enorme lading gratis
wegenkaarten en tour- en campguides - we hoeven er echt niks voor te betalen - en
dankbaar verlaten we het kantoor.
Daarna rijden we door naar Lone Pine waar we overnachten
in een motel. De volgende dag rijden we naar Death Valley. In 1988 zijn we nog met
een grote bocht om Death Valley heen gereden. We wisten er toen nauwelijks iets
vanaf en met zo’n naam kon je er beter niet zijn, leek ons. Nu weten we er iets
meer van en zijn we wel nieuwsgierig hoe Death Valley er uit ziet. Helemaal op
ons gemak voelen we ons echter niet, zeker niet als we langs de kant van de weg allerlei waarschuwingsborden zien, die bij
de weg bergop adviseren om de airco en de radio uit te zetten. Dit om oververhitting
van de motor te voorkomen. Het is 1991. Twintig jaar later zijn de auto’s zo doorontwikkeld
dat je probleemloos met de airco en de radio volop aan door Death Valley kan
scheuren. We houden nauwlettend de metertjes in de auto in de gaten, maar gelukkig
komen we probleemloos over de pas naar Death Valley en rijden we het nationale
monument binnen - pas in 1994 zou het een nationaal park worden. Bij Stovepipe Wells houden we even halt bij de General Store.
|
General Store bij Stovepipe Wells |
Even voorbij Stovepipe Wells stoppen we voor de duinen om er een
klein stukje in rond te lopen. Martin loopt er een beetje verdwaasd “water,
water’ te roepen. Er is ook al geen groot acteur aan hem verloren gegaan.
Na het bezoek aan de duinen rijden we naar het Visitor Center in Furnace Creek waar we even rondkijken. We rijden vervolgens naar Zabriskie Point. Onderweg komen we langs de Furnace Creek Inn. In tegenstelling tot de Furnace Creek Ranch - die is het het hele jaar open - is de Inn in de zomer gesloten. Het hoogseizoen hier is de winter.
|
Furnace Creek Inn |
|
Uitzicht bij Zabriskie Point |
Na Zabriskie Point rijden we weer terug richting Furnace Creek en vandaar gaan we richting Badwater. In 1991 is nog geen sprake van boardwalks en informatieborden bij Badwater. Je hebt er alleen een bordje ‘Badwater’ met de vermelding dat het hier het laagste punt van de Verenigde Staten is. Of er toen al 85 meter boven de grond aan de rotsen een bordje ‘Sea Level’ hing weet ik niet. We hebben er in ieder geval geen foto van.
|
De weg naar Badwater |
|
De zoutvlakte bij Badwater |
Na het bezoek aan Badwater rijden we Death Valley uit – zo,
dat hebben we ook weer overleefd - en
rijden we naar Las Vegas. Onderweg zien we nog wat Joshua Trees staan die we op
de foto zetten.
Als we vlakbij Las Vegas zijn, horen we op een lokaal
radiostation een reclame voor een supergoedkope aanbieding voor een hotelkamer
op de Strip in Las Vegas. We besluiten voor dat hotel te gaan. Als echte Hollanders
weten we nu ruim twintig jaar later nog wel dat heel goedkoop was, maar welk
hotel het was, daar hebben we allebei geen flauw notie meer van.
|
Dit was niet het hotel maar lag wel in de buurt |